Een kersdineetje in Yorkshire

Bezijden de Minsterkerk in York kom ik in een openbaar privaat schouder aan schouder te staan met de plaatselijke kerstman. Hij is een doodvermoeide grijsaard, die zijn rode puntmuts als een lijfstraf ondergaat.

Op dit uur van de dag is de brutale rouge op zijn wangen al een beetje doorgelopen en is het elastiek van zijn baard aan een kant over zijn oor geschoven. Hij lijkt een duivelse kruising tussen Sinterklaas, Prins Carnaval, een overjarige hofnar en een kabouter, wiens proporties door een foute hormoonbehandeling tot in het absurde zijn opgeblazen.

Het is onthutsend te constateren dat de Britten, die ik spreek, er niet over peinzen enig geloof te hechten aan deze brekelijke oubol. Zelfs de kleuters, die in de plaatselijke Mark & Zpencerd naar zijn troon worden geleid, nemen de Kerstman niet serieus en benutten hem voornamelijk als levende apenrots. Kraaiend van plezier klimmen ze op zijn schoot, vanwaar ze verwoed aan zijn muts en baard beginnen te sjorren. Het is overduidelijk, dat de Kerstman in Engeland nog slechts existeert bij de gratie van de traditie.

Diezelfde traditie, waar niet aan te tornen valt, voert de bevolking van het Graafschap Yorkshire op de avond vóór Kerstmis door een culinair tranendal. Voor een buitenstander uit Nederland is hun ‘Chrismas Dinner’ een verbijsterende belevenis, die tot kokhalzen toe wordt ondergaan. Maar zelf slaan ze zich er manmoedig doorheen met de gelouterde gretigheid van martelaren, die de postume eer van een zaligverklaring in het verschiet zien wenken. Geduldig zitten ze tussen dennengroen en flakkerende kaarsen, wachtend op de tuberculoos bleke schelvis en de Yorkshire pudding, die uit een mijnschacht gehouwen is.

De smaak der spijzen is voor hen op dat moment totaal ondergeschikt; waarschijnlijk zouden ze zich wezenloos schrikken als de kalkoen ineens lekker blijkt te zijn. Het enige dat telt is de eeuwenoude traditie.

De Brit gaat zelfs nog een stap verder en creëert voor zijn kerstdiner een entourage, die de bedrieglijke schijn wekt, dat deze maaltijd inderdaad door hem als het stralend hoogtepunt van elk kalenderjaar wordt beschouwd. Voordat de soep wordt opgediend zet hij daartoe een muts van crêpepapier op, waar hij zichtbaar onder gebukt gaat. Om diezelfde reden heeft hij zijn vrouw verrast met een brandweerhelm van karton, die voortdurend over haar ogen schiet.

De kalkoen is even taai als vorig jaar en de saus is wederom opgeklopt tot dezelfde onverteerbare stijfselpap, waar vele generaties vòòr hem ook in zijn gestikt.

De trots die hij ontleent aan deze gastronomische wanprestatie is zo omvangrijk, dat hij het zelfs aandurft zijn gast uit Nederland uit te nodigen deel te nemen aan een origineel Yorkshire-kerstdiner.

Daarvoor heeft hij in Hotel ‘De Oude Zwaan’ in Harrogate een zaaltje gehuurd, dat zich alleen leent voor een expositie van kleurkanaries.

Bij de eerste gang denkt de gast nog tot zijn opluchting, dat er weinig aan de hand is met de Engelse keuken. De tomatensoep smaakt voortreffelijk. Even later komt de tong. De eerste stoot onder de gordel. Aan de overkant van de tafel zit een besnorde Engelsman, die zijn vork als een bajonet in de weeë prut drijft en door blijft stoten alsof het om een militaire oefening gaat. Tussen twee happen door kijkt hij je doordringend aan. ‘Is it not wonderfull”? peilt hij hoopvol. Waarachtig, hij meent het.

De kalkoen, die daarna in dezelfde hinderlaag gelanceerd wordt, blijkt een taaiheid te bezitten, die de meesterhand van een erkende schoenmaker verraadt. Maar ook ditmaal geeft de overbuurman geen krimp. Hij smeert eerst het vlees dik in met cranberriesaus, wentelt het vervolgens om en om door een weke vaseline, dipt het tenslotte in een lichtbruine sju en brengt dan pas de opgevrijde vogel naar zijn mond. Onder het kauwen krijgt zijn gezicht gaandeweg angelieke trekken. Nu eens werkt hij de prop naar zijn linker wangzak, dan weer caramboleert hij hem naar rechts. Pas bij de veertiende slikbeweging accepteert zijn slokdarm het aangeboden voedsel. Zegevierend kijkt de Engelsman in het rond. ;Is it not wunderfull?’, roept hij stralend. Verdomd. Ook nu meent hij het.

Samen voeren wij daarna nog een heroïsch gevecht met de Yorkshire pudding., die als gestolde asfalt over de borden gulpt. De Brit bikt vaardig kleine fragmenten los, die hij vervolgens met feilloze precisie precies naar zijn maagput dirigeert. Daarna leegt hij met één teug de inhoud van zijn wijnglas. Spoelen maar.

De Brit heeft zijn papieren muts nog op als hij even later hotel ‘De Oude Zwaan’ verlaat. Met zijn paraplu peilt hij omzichtig de diepte van de regenplassen alvorens de definitieve koers na zijn auto te bepalen.

‘Nice weather’, wordt hem toegeschreeuwd, ‘it’s dry’. ‘Happy Christmas’ is zijn heilwens, die uit de inktzwarte nacht komt.

De Hoefslag 3 januari 2020

Uit: ALLE DAGEN KERST

Leo Thuring