DE JACHT

4e editie door Koos Aartsen

(Bijgewerkt op: 02-05-2012)

Onlangs had ik een diner, een keurige tafel met damast, zilveren bestek, dames in het lang en heerlijk grote, wijnglazen die maar niet leeg raakten. Mijn tafeldame was een voor mij onbekende schoonheid: vrij jong, strak in het vel, grote donkere ogen en een gezellige, praatgrage, lekker geurende dame.
Toen ze uitverteld was wat ze allemaal deed aan sport, cultuur en studies, vroeg ze aan mij wat ik voor sport deed. Ik zei dat ik eigenlijk niet zoveel aan sport deed: kegelen, een paar uur per week naar de sportschool en verder jagen.
Met GROTE OGEN staarde ze me aan en ze zei, met angst in haar stem: jij jagen ??
En je ziet er helemaal niet agressief uit!!!!

Toen heb ik haar verteld dat jagers ook mensen zijn en zelfs heel gewone mensen, zoals Prins Willem-Alexander, veel medici, gewone boeren die hun land beschermen tegen schade aan hun gewassen, evenzo schilders, kunstenaars, arbeiders en bakkers, en zelfs ik.
Dat wij allen een jachtopleiding hebben genoten, die te vergelijken is met middelbaar onderwijs. Dat wij allen zijn gescreend op betrouwbaarheid en moraliteit. Verder hebben wij een schietvaardigheid test gedaan en gaan elk jaar oefenen. Ook hebben wij een examen afgelegd voor het certificaat wildhygiëne.

De GROTE OGEN werden milder en ze vroeg of ik wat uit de praktijk wilde vertellen. Toen heb ik het verhaal verteld hoe George Ioannides aan zijn eerste haas kwam.

“Op een dag kreeg ik een telefoontje van mijn jachtvriend Arie of ik de andere morgen een paar ganzen wilde komen schieten, daar de boeren klaagden over schade aan de tarwe op het veld. Of ik er om zes uur ’s morgens wilde zijn, want je moet wel een uur lopen om op de juiste plaats te komen. ‘s Morgens: ik om half vijf eruit om naar de Hoekse Waard te rijden. Het was koud, veel wind uit het oosten en een beetje stuifsneeuw. Tegen zeven uur zat ik in een sloot te wachten op de ganzen. Koud, geen ganzen. De sneeuw nam toe, tevens de wind. Kun je je het voorstellen: donker, alleen in die natte polder, half in de sloot waar water staat. Als je uitglijdt dan ga je kopje onder. Wachten, geen ganzen.
In het oosten gaat de schemer dagen, eindelijk wordt het weer licht. Maar het wordt ook alsmaar kouder en de wind wordt snijdend, de stuifsneeuw waait zo recht op je ogen omdat je net boven die slootkant uitkomt. Wachten, geen ganzen; koud, nog kouder, geen ganzen. Wachten, stil liggen, je verstand op nul en……wachten, geen ganzen.

Het is inmiddels al negen uur; van alles gezien: hazen, eenden, waterhoentjes, maar geen ganzen. Om half tien nog geen ganzen en er mag maar tot tien uur op ganzen worden gejaagd. Koud, koud, koud, je vriest helemaal stijf. Nog even, waarom komt er nu niet één gans, dat zou mijn hele dag weer goed maken.
Vijf voor tien, nog even, wacht………… ik hoor ganzen en ja hoor, heel ver in het oosten komen er een paar aan. Ze komen in mijn richting, de spanning stijgt, ik ben er klaar voor. Ze komen binnen schot, ik richt me op om te schieten, maar ben intussen zo stijf bevroren, dat ik mijn geweer niet meer met de benodigde, soepele beweging richting ganzen kan krijgen. Gèèn schot. Het is tien uur – einde jacht.
Om elf uur ben ik bij mijn vriend Arie voor het eerste kopje koffie. Het was toch een mooie morgen.

Mooie GROOTOOG had intussen enkele mooie grote glazen gedronken en vond de jagers nu toch eigenlijk wel aardige mensen, maar ook een beetje gek.
Toen ze vroeg hoe ik dan aan die haas kwam voor George, heb ik haar in haar oor gefluisterd dat ik dat de volgende keer zou vertellen.

Verschenen bij Nieuwsbulletin nr. 85B, 29 februari 2012.

André Kok zal de volgende editie voor zijn rekening nemen.